Heb je last van terugkerende angsten, nachtmerries of voel je je voortdurend gespannen? Misschien ervaar je een posttraumatische stressstoornis, kortweg PTSS. Dit ontstaat na het meemaken van een heftige, traumatische gebeurtenis, zoals een ongeluk, geweld of verlies. PTSS kan je dagelijks leven flink beïnvloeden, maar er is hulp. In deze pagina leggen we uit wat PTSS precies is, hoe het ontstaat, welke klachten je kunt ervaren en hoe een psycholoog of therapeut jou kan ondersteunen.
Wat is het, hoe kan het ontstaan en wat zijn de symptomen?
PTSS is een psychische aandoening die kan ontstaan nadat je een traumatische gebeurtenis hebt meegemaakt. Hierbij gaat het niet alleen om éénmalige gebeurtenissen, maar ook om ervaringen waarbij je je machteloos of bedreigd voelde, zoals een ongeluk, mishandeling, geweld of natuurramp.
Je hersenen reageren op zo’n gebeurtenis door een soort alarmstand in te schakelen. Dit kan je helpen om te overleven, maar wanneer dit alarm niet meer uitgaat, kunnen klachten ontstaan.
Maar eerst, wat is trauma?
Trauma ontstaat wanneer iemand wordt blootgesteld aan een ingrijpende gebeurtenis die intense angst, machteloosheid of afschuw oproept. Denk aan geweld, misbruik, een ongeluk, natuurramp, verlies van een dierbare of langdurige verwaarlozing. Niet iedereen ontwikkelt psychische klachten na een traumatische ervaring, maar wanneer verwerking stagneert, kunnen er traumagerelateerde stoornissen ontstaan. Lees er hier meer over.
Hoe ontstaat PTSS?
Een PTSS ontstaat wanneer je hersenen de traumatische gebeurtenis blijven herbeleven en verwerken. Het autonome zenuwstelsel blijft hierdoor in een staat van verhoogde alertheid staan — je lichaam staat voortdurend ‘aan’, alsof er nog gevaar dreigt.
Je hersenen zijn als het ware vast blijven hangen in die traumatische ervaring. Dit zorgt ervoor dat herinneringen, gevoelens en lichamelijke reacties steeds weer terugkomen.
Wat zijn de symptomen van PTSS?
De klachten van PTSS kunnen per persoon verschillen, maar vaak herken je ze aan:
- Blootstelling: Blootstelling aan dood, verwonding of (seksueel) geweld of daar getuige van zijn.
- Herbelevingen: Je heb last van opdringende herbelevingen, herinneringen of nachtmerries over de gebeurtenis.
- Aanhoudende vermijding: Je probeert situaties, mensen of plaatsen die je aan het trauma herinneren te vermijden.
- Negatieve verandering in gedachten en gevoelens: Je voelt je vaak somber, angstig, schuldig of hebt een negatief zelfbeeld.
- Overmatige prikkelbaarheid: Je bent waakzaam, snel boos, hebt moeite met slapen en schrikt makkelijk.
Diagnosestelling van PTSS en CPTSS binnen de Nederlandse GGZ
Binnen de Nederlandse geestelijke gezondheidszorg (GGZ) wordt bij de diagnose van posttraumatische stressstoornis (PTSS) en complexe PTSS (CPTSS) gebruikgemaakt van de officiële diagnostische handboeken: de DSM-5 (Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders) en voor CPTSS aanvullend de ICD-11 (Internationale Classificatie van Ziekten). Deze handboeken beschrijven precies aan welke voorwaarden iemand moet voldoen om officieel de diagnose PTSS of CPTSS te krijgen.
Wie stelt de diagnose?
Meestal wordt de diagnose gesteld door een GZ-psycholoog, klinisch psycholoog of psychiater. Dit gebeurt na een uitgebreid intakegesprek, het invullen van vragenlijsten en andere diagnostische onderzoeken. Op basis van de ernst, duur en context van je klachten wordt een passend behandelplan opgesteld.
De A-criteria: het trauma zelf
De eerste stap is vaststellen of je een traumatische gebeurtenis hebt meegemaakt die voldoet aan de zogenoemde A-criteria. Volgens de DSM-5 betekent dit dat je bent blootgesteld aan:
- Dreiging van overlijden, ernstige verwonding of seksueel geweld
- Dit kan zijn door het zelf mee te maken
- Of door getuige te zijn van een traumatische gebeurtenis bij anderen
- Het vernemen dat een familielid of goede vriend ernstig is getroffen
- Herhaalde of extreme blootstelling aan afschuwelijke details, bijvoorbeeld bij hulpverleners
Let op: Alleen gebeurtenissen die aan deze A-criteria voldoen kunnen leiden tot een PTSS-diagnose.
De B- tot en met E-criteria: symptomen van PTSS
Na het vaststellen van het trauma (A-criteria), kijkt de behandelaar naar de klachten die je ervaart. Die zijn verdeeld in verschillende clusters:
- B-criteria – Herbeleving: Je ervaart de gebeurtenis steeds opnieuw, bijvoorbeeld via nachtmerries of flashbacks.
- C-criteria – Vermijding: Je probeert situaties, mensen of gedachten die aan het trauma herinneren te vermijden.
- D-criteria – Negatieve veranderingen in gedachten en stemming: Bijvoorbeeld een negatief zelfbeeld, gevoelens van schuld of emotionele afvlakking.
- E-criteria – Verhoogde prikkelbaarheid: Zoals slaapproblemen, woede-uitbarstingen, schrikreacties of concentratieproblemen.
Om de diagnose PTSS te krijgen, moet je aan een minimum aantal symptomen binnen deze clusters voldoen.
Diagnose van complexe PTSS (CPTSS)
Hoewel CPTSS nog niet officieel in de DSM-5 staat, wordt deze stoornis wel erkend in de ICD-11, die in Nederland ook veel gebruikt wordt. CPTSS bevat de symptomen van PTSS, maar kent daarnaast drie extra kenmerken:
- Aanhoudende problemen met het reguleren van emoties
- Een negatief zelfbeeld, zoals gevoelens van schaamte en schuld
- Moeilijkheden in relaties, bijvoorbeeld het ervaren van afstand en onveiligheid in sociale contacten
Deze extra klachten maken dat CPTSS vaak complexer is en langduriger behandeling nodig heeft dan reguliere PTSS.
Acute Stressstoornis (ASS)
ASS is een kortdurende psychische aandoening die ontstaat binnen drie dagen na een traumatische gebeurtenis en maximaal vier weken aanhoudt. De symptomen lijken op die van PTSS en omvatten herbelevingen, vermijding, dissociatie en verhoogde prikkelbaarheid. Als de klachten langer dan vier weken aanhouden, kan de diagnose PTSS worden gesteld.
Persisterende Complexe Rouwstoornis (PCRS)
PCRS, ook bekend als langdurige of complexe rouwstoornis, treedt op wanneer iemand na het verlies van een dierbare langdurig intense rouw ervaart die het dagelijks functioneren belemmert. Symptomen zijn onder andere een diep en aanhoudend verdriet, preoccupatie met de overledene, moeite met het accepteren van het verlies en sociaal isolement.Deze stoornis wordt onderscheiden van normale rouw door de intensiteit en duur van de symptomen.