Iedereen voelt zich wel eens onrustig. Soms is het een lichte spanning voor een belangrijke gebeurtenis, zoals een presentatie of examen. Maar er zijn momenten waarop een onrustig gevoel veel dieper gaat. Het is dan geen tijdelijke nervositeit, maar een constante innerlijke gejaagdheid die je leven overneemt. Je merkt dat je niet kunt ontspannen, dat je hoofd vol gedachten zit, en dat zelfs rustmomenten ongemakkelijk aanvoelen. Je lichaam staat continu ‘aan’, alsof er iets mis is of gaat gebeuren. Ook al is daar geen directe reden voor.
Dit gevoel kan zich op veel manieren uiten: een snelle hartslag, gespannen spieren, rusteloos bewegen, of steeds maar piekeren. Soms weet je waar het vandaan komt. Bijvoorbeeld werkdruk, relatieproblemen of een ingrijpende gebeurtenis. Maar vaak lijkt het nergens mee te maken te hebben. Dat maakt het extra verwarrend en frustrerend.
Vanuit psychologisch perspectief is een onrustig gevoel vaak een signaal dat er meer speelt. Het kan een symptoom zijn van chronische stress, angststoornissen, AD(H)D, autisme, traumaverwerking of een verstoorde balans in je zenuwstelsel. Je lichaam kan bijvoorbeeld blijven hangen in een verhoogde staat van paraatheid (het ‘fight or flight’-mechanisme), zelfs als er geen directe dreiging is.
Ook speelt het autonome zenuwstelsel een grote rol. Dit deel van je zenuwstelsel regelt onbewust je hartslag, ademhaling en spierspanning. Wanneer dit systeem ontregeld raakt bijvoorbeeld door langdurige stress of onverwerkt trauma, kan het leiden tot aanhoudende lichamelijke en mentale onrust. Polyvagaaltheorie laat zien dat je zenuwstelsel niet alleen reageert op gevaar, maar ook op hoe veilig je je voelt in sociale context. Een gebrek aan ‘veiligheidssignalen’ kan dus maken dat je in een constante waakstand blijft.





































