Je herkent het misschien wel: Je hebt alles op een rij: diploma’s, projecten, etc en toch ervaar je een onderliggend gevoel van onbehagen. Je voelt je onzeker, alsof je elk moment ontmaskerd kunt worden als een bedrieger. Dit fenomeen, dat in de psychologie bekendstaat als imposter syndrome, is geen zeldzame kwestie. Sterker nog: onderzoek wijst uit dat tussen 9 % en 82 % van de mensen hiermee te maken krijgt, afhankelijk van studiepopulatie en meetmethode (mentalhealthjournal.org).
De brede variatie in die cijfers zegt iets over de complexiteit ervan. Het is geen officieel erkende psychische stoornis, doch het heeft wel verregaande gevolgen. Van verhoogde stress, verminderde werktevredenheid en performance, tot uiteindelijk burn-out of depressieve klachten.
Soms is imposter syndrome een reactie op een nieuw uitdagend werk- of studiegebied. Je voelt je onzeker terwijl je succesvol bent, maar je herkent dat zelf nog niet. De constante angst om “ontmaskerd” te worden vergt continu mentale energie dat leidt tot verhoogde cortisol (HPA-as), dysregulatie van het autonome zenuwstelsel (zoals hartkloppingen, slaapproblemen of maagklachten).
De gevolgen zijn reëel: een verminderd gevoel van voldoening, terugtrekken uit kansen (zoals presentaties of leiderschapsrollen), burn-out of depressieve klachten. Gelukkig is er hoop: met gerichte psychologische begeleiding, methodieken zoals cognitieve gedragstherapie, EMDR, ACT kun je leren je gedachten te herstructureren, zelfwaardering op te bouwen, en deze neerwaartse spiraal te stoppen.



































